En dat ik dat gewoon blijf meenemen, hoe ver ik ook ga. Dat het niet uit mijn hoofd kon en toen ik terugkwam het allemaal weer in mijn gezicht terugsloeg. Dat ik dacht dat alles anders zou zijn. Dat ik helemaal opnieuw zou kunnen beginnen, alsof er nooit iets gebeurd was. Dat was allemaal zo naïef van mij.
We deden drie stappen vooruit en twee weer terug, het omgekeerde van wat we gewoon waren. Wat vooruitgang betekent. Denk ik. Soms heb ik het gevoel dat we nog een stap terug nemen, maar we staan al samen op de piste en dat is kilometers verder dan voorheen. We hebben nog lichtjaren af te leggen en misschien komen we daar niet eens toe, maar daar mag ik niet meer over denken. Ik moet stoppen met denken. Stoppen. Met. Denken.
Een urenlange busrit naar huis zat ik met tranen in mijn ogen. Mijn overheerlijke chocolademuffin smaakte nergens naar, mijn mandarijn proefde zuur en iedereen zat vrolijk te lachen. Ik verstopte mij met mijn hoofdtelefoon in mijn veel te grote trui met gigantische kap en deed al snikkend alsof ik sliep. Het enige wat mij een beetje overeind hield, was een dikke knuffel van aan de andere kant van de wereld. Een paar dagen later kreeg ik pal in de namiddag het bericht dat ze ergens midden in de nacht in een club zat te wenen op het toilet. Mijn hart brak. De tranen uit mijn ogen ook.
Ze zeggen altijd dat de studententijd de beste tijd is van je leven. De nostalgicus die dat bedacht, moet zwaar aan de verdovende middelen gezeten hebben.
No comments:
Post a Comment